Deskundigen aan het woord

Deskundige aan het woord – aflevering 1: Rob Vogel

“Je moet weten, wat de ander niet hoeft te weten”

Naam: Rob Vogel
Deskundigheid: Ecologie, EU Richtlijnen, Vogels en Vleermuizen, Stikstofdepositie
Deskundige sinds: 1999
Aantal mer-adviezen: ruim 800 

‘Als deskundige moet je met enige rust en gezag over je deskundigheid kunnen praten en weten wat relevant is in een adviesgesprek. Zeker in het begin is het moeilijk om je focus te vinden. Welke informatie is écht nodig voor een goed besluit? Voor een deskundige is in principe álles belangrijk. Kijk, het kan dat er iets in een MER ontbreekt dat jij als deskundige heel belangrijk vindt. Maar misschien is die onvolkomenheid wel van ondergeschikt belang. Die afbakening scherp krijgen is moeilijk. Je moet weten wat de ander niet hoeft te weten. Ik zie daar beginnende deskundigen mee worstelen. Hoe filter je onbelangrijke details en stokpaardjes weg? Ik zou wel een klasje voor beginnende deskundigen willen geven over hoe je dat doet.’ 

Waar werk je?
‘Ik werk bij Sovon Vogelonderzoek Nederland. Wij richten ons op het verzamelen van data over vogels en het vertalen daarvan in populatietrends en populatieschattingen. We werken veel voor landelijke en provinciale overheden en Europese kennisinstellingen. We zijn een landelijke specialistische organisatie. Informatie die wij verzamelen zie ik ook in milieueffectrapportages terug.’

Wat is het leukste aan deskundige zijn voor de mer?
‘Dat is moeilijk kiezen! Er zijn heel veel redenen. Allereerst de adviezen. De meesten vind ik leuk en interessant, vooral windparken omdat die zo lekker concreet zijn. En dan vooral wind op zee. Toen dat begon, jaren geleden, kreeg je nieuwe elementen als: geluid onder water, zeestromen, bruinvissen. We hebben toen echt bij elkaar gezeten met een marine-ecoloog erbij: hoe gaan we dit aanpakken? Waar gaan we de accenten leggen? Het is nu haast routine bij de Commissie, maar we hebben indertijd hard met elkaar aan een advieslijn gewerkt. In het begin toetsten we heel intensief. Maar na verloop van tijd zag je de MER’en voor wind op zee beter worden. Niet alleen wij leerden, de initiatiefnemers en de adviesbureaus deden dat ook! Dat geeft echt voldoening. Je hebt iets in de wereld veranderd.’

Hoeveel invloed heb je?
‘Je bepaalt mede de lijn van de Commissie. Soms misschien wel meer dan de Commissie zich zelf realiseert. Als je bij een toetsing iets belangrijk vindt en je draagt dat vol overtuiging en vasthoudend uit, dan heb je de kans dat het de lijn van de Commissie wordt. Natuurlijk kijken anderen kritisch mee, maar je hebt zeker invloed. Dat zie je ook terug in cijfers. Laat ik een voorbeeld geven. De Europese populatie kleine zwanen bestaat uit zeg 21.000 exemplaren. Als we met elkaar bedenken dat door windparken de additionele sterfte niet meer dan 1 procent mag zijn, ga je rekenen. Bij een natuurlijke sterfte van 18 procent, gaan er ieder jaar 3.800 zwanen dood en 1 procent daarvan is 38. Dus 38 zwanen per jaar is toelaatbaar. Let wel: in combinatie met andere ontwikkelingen die sterfte veroorzaken. Dat is ingewikkeld maar de oplossingsrichting probeer je in een helder advies te gieten, want dat geeft de gebruiker houvast. Bij adviesbureaus zit veel kennis om dit uit te werken. En zo’n norm gaat zich doorontwikkelen en dat zie je een jaar later in een MER terug en soms ook in uitspraken van de bestuursrechter.’

Waar maak je je druk over? 
‘Je leest vaak in milieueffectrapporten over uitwijkmogelijkheden voor vogels. Komt er ergens een windpark? Oh, dan kunnen die vogels best ‘uitwijken’ en ergens anders foerageren, broeden of rusten. Maar die vogels hebben dát gebied niet voor niets uitgekozen, hè? Dat is de plek met de meeste rust, meeste voedsel, of de minste predatoren. En ja, vogels kunnen wel uitwijken maar dan ga je wel grotere sterfte dan normaal zien, omdat die vogels verder moeten vliegen tussen gebieden met voedsel of plekken waar ze kunnen rusten en broeden. Daar wordt veel te makkelijk aan voorbijgegaan. Zeker in de winter geldt: meer bewegingskilometers is meer sterfte onder vogels.’

Wat heb je geleerd?
‘Je leert heel veel van andere deskundigen. Super interessant. Hoe een deskundige kijkt naar landschap, erfgoed, geluid of licht. Je leert niet alleen meer qua kennis, maar ook hoe je dingen kunt combineren. En de dilemma’s daarbij. De landschapsdeskundige kijkt heel anders naar de wereld. Zo’n deskundige houdt misschien van strakke kustlijnen, maar dat is voor vogels en vleermuizen niet gunstig. Daar moet je bij de toetsing dan een heldere lijn in ontwikkelen.

Je leert ook van de mensen aan de andere kant van de tafel. Over wat je wel en niet kunt vragen. Hoeveel scenario’s willen we uitgewerkt zien? Gaan we nu zes alternatieve stikstofberekeningen uitvragen? Zulke dilemma’s komen bij veel adviezen terug en dat maakt het uitdagend. In een adviesgesprek krijg je weerwoord. Ook daar leer je van. En je gaat ook een beetje meedenken met diegene die het advies ontvangt. Ik bedoel niet inhoudelijk, dat zou een glijdende schaal zijn, maar je kunt in een gesprek wel de voor- en nadelen verkennen. Het kan hard aankomen als je kritisch bent. Dan helpt het als je duidelijke uitleg geeft en oog hebt voor wat wél goed is beschreven. Dat spanningsveld vind ik interessant. Ik denk echt met plezier aan veel adviestrajecten terug.’

Wat zou je nieuwe deskundigen mee willen geven?
‘Investeer in het snappen van de context. Wat is het doel van het betreffende MER? Waar wordt de informatie voor gebruikt? Probeer dat voor jezelf samen te vatten. Dan leer je de hoofd- en bijzaken te scheiden. Dat is echt lastig. Want het gaat ook een beetje tegen de natuur van een deskundige in. Je zou er bijna een factsheet over willen maken. Welke stappen moet je doorlopen om dat te kunnen? Toen ik vijfentwintig jaar geleden zelf net begon zei een toenmalige voorzitter tegen mij: “Je moet bij elk adviesgesprek je deskundigen-ego bij de voordeur achterlaten.” En hij had gelijk. Ik heb dat altijd onthouden.’