3747. Inpassingsplan bedrijventerrein Oostpolder

Provincie Groningen wil de Oostpolder (ten zuiden van Eemshaven) ontwikkelen tot bedrijventerrein voor grootschalige industrie. Hiervoor is een Provinciaal Inpassingsplan (PIP) opgesteld. Voordat Provinciale Staten besluiten over het inpassingsplan, zijn de milieugevolgen onderzocht in een milieueffectrapport.

Procedure en adviezen

Reikwijdte en detailniveau
11-05-2023 Adviesaanvraag bij de Commissie m.e.r.
01-06-2023 Ter inzage legging van de informatie over het voornemen
27-07-2023 Advies reikwijdte en detailniveau uitgebracht
Advies reikwijdte en detailniveau
Persbericht
Toetsing
14-12-2023 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
24-04-2024 Voorlopig advies uitgebracht
Voorlopig toetsingsadvies
Persbericht

Opmerkingen bij de advisering

Voorlopig toetsingsadvies
Het ontwikkelen van de Oostpolder heeft gevolgen voor de natuur in de Waddenzee. Het oppompen en lozen van koelwater, mogelijke uitstoot van chemische stoffen en een toename van stikstofdepositie zetten de natuur verder onder druk. Dit terwijl er al een grote verbeteropgave ligt. Uit het rapport blijkt onvoldoende of de ontwikkeling van een bedrijventerrein wel mogelijk is zonder de natuur verder aan te tasten.
Dat geldt niet alleen voor de Oostpolder, maar ook voor de Eemshaven, voor bedrijventerrein Oosterhorn in Delfzijl en voor ander gebruik van de Waddenzee, zoals recreatie, visserij en scheepsverkeer. De Commissie beveelt daarom ook aan om 'uit te zoomen' en parallel aan het inpassingsplan een actueel en integraal gebiedsprogramma op te stellen, ter vervanging van de Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl uit 2017. De milieueffecten van verschillende ontwikkelingen in de regio kunnen dan in samenhang worden afgewogen.
Actualisatie is ook belangrijk in verband met effecten voor de leefomgeving van omwonenden. Zo wordt er in de plannen uitgegaan van de geluidscontouren die in 1993 voor de Eemshaven zijn vastgesteld. Maar de Eemshaven blijkt stiller dan destijds werd verwacht. Deels doordat er nog veel vrije kavels zijn, maar mogelijk ook doordat moderne bedrijven stiller zijn. Kijk daarom of een invulling met minder geluidsoverlast voor de omgeving mogelijk is, adviseert de Commissie.
Tenslotte adviseert de Commissie om in beeld te brengen of de combinatie van de bestaande windturbines, aardbevingsrisico's en opslag van gevaarlijke stoffen extra risico's schept en welke maatregelen genomen moeten worden om calamiteiten te voorkomen.
Provincie Groningen heeft aangegeven een aanvulling op het MER te gaan opstellen.

Advies reikwijdte en detailniveau
De Commissie adviseert om per bedrijfstype de mogelijkheden te onderzoeken om negatieve effecten voor natuur en leefomgeving zo veel mogelijk te beperken. Maak daarbij onderscheid tussen effecten tijdens de aanleg en het gebruik van het bedrijventerrein. De provincie wil dat extra belasting van natuur(gebieden) en leefomgeving zoveel mogelijk wordt voorkomen. Geef in het milieurapport aan hoe hier aan wordt voldaan. 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Tanja Bremer
drs. Roeland van Kerkhoff
ing. Rob Vogel

Voorzitter: ir. Kees Slingerland
Werkgroepsecretaris: drs. Geertje Korf

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Provincie Groningen
Gemeente Het Hogeland

Bevoegd gezag
Provincie Groningen

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Groningen


Categorieƫn Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
008.3 Project-m.e.r. en plan-m.e.r. vanwege passende beoordeling
C16.1 2018: ontginning of wijziging of uitbreiding ontginning van steengroeven of dagbouwmijnen, inclusief winning oppervlaktedelfstoffen uit landbodem (anders dan 16.2 of 16.4) >25 ha terreinopp
D11.3 2018: aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein als opp. >= 75 ha
D16.1 2018: ontginning of wijziging of uitbreiding van ontginning van steengroeven of dagbouwmijnen inclusief winning oppervlaktedelfstoffen uit landbodem (anders dan 16.2) >=12,5 ha terreinopp.
D22.1 2018: oprichting, wijziging of uitbreiding van een industriƫle installatie bestemd voor de productie van elektriciteit, stoom en warm water indien elektriciteitscentrale met een vermogen van 200 megawatt (thermisch) of meer en, indien het een wijziging of uitbreiding betreft, en het vermogen met 20% of meer toeneemt of de inzet van een andere brandstof tot doel heeft

Bijgewerkt op: 24 apr 2024