Beleid en regelgeving
Regelgeving rond participatie en milieueffectrapportage
Participatie is gekoppeld aan de m.e.r.-regelgeving. Hierbij is onderscheid tussen de beperkte procedure en de uitgebreide procedure. In beide gevallen geldt dat sprake is van een minimale regeling van participatie.
Beperkte procedure
De beperkte m.e.r.-procedure heeft een kort voortraject. Formeel hoeft de initiatiefnemer alleen schriftelijk aan het bevoegd gezag te melden dat hij een activiteit wil ondernemen die m.e.r.-plichtig is. Alle overige onderdelen van het voortraject zijn op vrijwillige basis.
Als het milieueffectrapport klaar is en er ligt een ontwerpbesluit, dan wordt het milieueffectrapport ter inzage gelegd. Nu kunnen zienswijzen worden ingediend op het rapport en het ontwerpbesluit. De termijn hiervoor is zes weken.
Uitgebreide procedure
In de uitgebreide procedure zijn er twee momenten om zienswijzen in te dienen:
- In het voortraject: na de publicatie van de openbare kennisgeving en voordat het milieueffectrapport wordt opgesteld.
- Als het milieueffectrapport geschreven is. In deze fase wordt het rapport voor of tegelijk met het (voor)ontwerp van het plan of besluit ter inzage gelegd. De termijn hiervoor is zes weken.
Participatie en milieueffectrapportage in de Omgevingswet
Onder de Omgevingswet wordt participatie verbreed naar alle instrumenten (op de verordeningen na) van de Omgevingswet, ongeacht of een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
Volgens de omgevingswet is participatie: ‘het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden [...] bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit’.
Belanghebbenden zijn volgens de wet burgers, vertegenwoordigers van bedrijven, professionals van maatschappelijke organisaties en bestuurders van overheden.
Om participatie in de besluitvorming te waarborgen zijn in de Omgevingswet en het Omgevingsbesluit regels opgenomen. Hoewel dit niet expliciet is geregeld, ligt het voor de hand dat participatie ook de milieuinformatie in het milieueffectrapport betreft.
Omgevingsplan
Het bevoegd gezag geeft bij de kennisgeving van het voornemen om een omgevingsplan vast te stellen aan hoe het de participatie vormgeeft.
Bij het besluit geeft het bevoegd gezag aan hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen zijn betrokken bij de voorbereiding en wat de resultaten daarvan zijn.
Projectbesluit en verkenning
Het bevoegd gezag doet uiterlijk bij de start van de verkenning voor het projectbesluit een ‘kennisgeving participatie’. Hierin staat:
- wie worden betrokken, waarover en wanneer
- wat de rol is van het bevoegd gezag en de initiatiefnemer
- waar meer informatie beschikbaar komt.
Bij de verkenning mag iedereen mogelijke oplossingen aandragen voor de opgave. Degene die dit doet, kan het bevoegd gezag vragen daarover advies te vragen aan een onafhankelijk deskundige. Zowel voor de voorkeursbeslissing als voor het projectbesluit geldt een motiveringsplicht. Het bevoegd gezag moet bij het besluit aangeven hoe de omgeving bij de voorbereiding is betrokken en wat met de resultaten is gedaan.
Omgevingsvisie
Voor de Omgevingsvisie geldt alleen een motiveringsplicht: het bevoegd gezag moet bij het besluit aangeven hoe de omgeving bij de voorbereiding is betrokken en wat met de resultaten is gedaan.
Programma
Voor het programma geldt ook alleen een motiveringsplicht: het bevoegd gezag moet bij het besluit aangeven hoe de omgeving bij de voorbereiding is betrokken en wat met de resultaten is gedaan.
Omgevingsvergunning
Voor de omgevingsvergunning wordt nog geregeld dat de initiatiefnemer in de aanvraag moet aangeven of – en hoe – er overleg is geweest met belanghebbenden. Dat gebeurt in de omgevingsregeling.
Waterschapsverordening en provinciale omgevingsverordening
Voor de waterschapsverordening en de omgevingsverordening zijn geen regels opgenomen over participatie.