Commissie reageert op adviesgroep STOER

Nieuwsbericht | 15 juli 2025

Onlangs publiceerde de adviesgroep STOER onder leiding van Friso de Zeeuw haar conceptadvies aan minister Mona Keijzer. Betrokken organisaties werden uitgenodigd om op het conceptadvies te reageren. De Commissie deed dat middels onderstaande brief.


Datum:
17 juni 2025
Onderwerp: Reactie op concepteindrapport STOER (6 juni 2025)

Geachte heer De Zeeuw, geachte leden van de adviesgroep,

Met belangstelling hebben wij kennisgenomen van het concepteindrapport van uw adviesgroep STOER (fase 2). Uw inzet om knelpunten in regelgeving te signaleren met het oog op snellere, meer betaalbare woningbouw verdient grote waardering.

Tegelijkertijd hebben wij een aantal fundamentele kanttekeningen bij het rapport. Het rapport richt zich primair op het wegnemen van regelknelpunten binnen het woningbouwdomein. Het duurzaam oplossen van woningbouwknelpunten vraagt naar ons oordeel echter naast aandacht voor vereenvoudiging van regels, vooral om samenhang met andere urgente nationale opgaven: klimaatveiligheid, water- en bodemkwaliteit, natuurherstel, energietransitie, voedselzekerheid en mobiliteit. Het aan de voorkant goed af- en meewegen en combineren van oplossingen, kan sterk aan de beoogde versnelling bijdragen. Verderop in deze brief daarover meer.

Eerst wil de Commissie wijzen op een aantal onduidelijkheden en onjuistheden in uw conceptadvies.

1. Veronderstelde vormvrije karakter van mer

Uw conceptrapport stelt dat het mer-instrumentarium eenvoudiger toepasbaar is vanwege het vormvrije karakter. Dat behoeft nuancering. De procedures zijn met de inwerkingtreding van de Omgevingswet eenvoudiger. De procedure van de project-mer-beoordeling heeft het karakter van wat voorheen de ‘vormvrije project-mer-beoordeling’ werd genoemd. Daarnaast volgt de mer-procedure de procedure van het moederbesluit. Maar de inhoud van het MER is ongewijzigd; hiervoor gelden de inhoudsvereisten in het Omgevingsbesluit die direct zijn afgeleid uit EU-richtlijnen over mer. Het MER moet, in overeenstemming met EU-richtlijnen, nog steeds alle aanzienlijke milieueffecten beschrijven.

2. MER (niet) overbodig door OER op omgevingsvisieniveau

De suggestie dat een Omgevingseffectrapportage (OER) op visieniveau de noodzaak van een MER op projectniveau vervangt, is niet houdbaar. De Europese Mer-richtlijn laat dit niet toe. Een project-MER blijft verplicht als het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben, ook als er eerder een plan-MER is opgesteld. Wel kunnen plan-MER en project-mer gecombineerd worden.

3. Definitie van ‘gezondheid’

De suggestie dat ‘gezondheid’ in mer beperkt kan worden tot bestaande milieunormen (geluid, geur, bodem) is niet in lijn met de richtlijnen. Gezondheidseffecten moeten worden meegenomen wanneer ze significant kunnen zijn, ook als deze zich voordoen onder of los van de wettelijk vastgelegde normen. Of als een stapeling van effecten zorgt voor een negatief effect op de gezondheid. We zien bij lokale overheden een nadrukkelijke wens om gezondheidsbescherming en –bevordering een plek te geven in de beoordeling van plannen en ontwikkelingen.

4. Onduidelijk wat wordt bedoeld met ‘de werkwijze met nationale koppen’ en ‘maatwerk’

Het rapport stelt dat in de praktijk nog steeds wordt teruggegrepen op de werkwijze van voor de Omgevingswet (met nationale koppen). Onduidelijk is wat hiermee bedoeld wordt. Wij gaan ervan uit dat hier wordt gedoeld op de regels over de procedures en niet op de categorieën van projecten die project-mer(beoordeling)-plichtig zijn. Aan dat laatste is nauwelijks iets veranderd. Ook is onduidelijk wat wordt bedoeld met de stelling dat er veel meer mogelijkheid voor maatwerk is.

5. Vrijwillig mer

Volgens het rapport wordt geregeld een vrijwillige mer doorlopen, zonder noodzaak of verplichting. De ervaring van de Commissie mer is anders. Een vrijwillige mer komt vrijwel nooit voor. Wel wordt soms de mer-beoordeling overgeslagen en direct een MER opgesteld. Dat gebeurt bijna altijd in gevallen dat op voorhand aanzienlijke milieueffecten worden verwacht. In dat geval is het overslaan van de mer-beoordeling juist een tijdsbesparing.

6. Verwarring tussen plan-mer, project-mer en mer-beoordeling

In de tekst worden verschillende vormen van mer door elkaar gebruikt zonder heldere afbakening. Dit bemoeilijkt interpretatie en onderbouwde advisering. Wij adviseren om in de eindversie van het rapport de mer-systematiek correct en zorgvuldig te beschrijven, in overeenstemming met de Europese Richtlijn.

Mer inzet aan de voorkant maakt woningbouw sneller en slimmer

Een vereenvoudigingsagenda werkt vooral in samenhang met andere opgaven, anders creëert het geen ruimte of tempo, maar nieuwe fricties. Wanneer eenzelfde denklijn immers wordt toegepast binnen andere beleidsopgaven, leidt dat makkelijk tot meer onderlinge beleidsconfrontatie, maatschappelijke weerstand, vertraging en stapeling van kosten. Bovendien komt bij een samenhangende benadering ook het slim benutten van combinaties van opgaven in beeld zoals die rond klimaat, water of groen met woningbouw en het nut van checks and balances. Mer kan daarbij een belangrijke rol spelen.

Het mer-instrument inzetten als een hulpmiddel kan bijdragen aan uitvoerbare, juridisch houdbare en maatschappelijk gedragen plannen. Dat vraagt om een vroege en deskundige inzet; een goede onderzoeksagenda en het benutten van de flexibiliteit die de Omgevingswet biedt.

Het mer-instrument is bij uitstek geschikt om ruimte te maken voor wat wél kan. Als het als hulpmiddel wordt ingezet, met een duidelijke onderzoeksagenda en gericht op de relevante afwegingen, dan:

  • Helpt het bij het zichtbaar maken van meervoudige waard creatie;
  • Brengt het synergetische oplossingen in beeld;
  • Voorkomt het dat belangrijke opgaven elkaar ondermijnen en doelen buiten beeld komen;
  • Versterkt het de uitvoerbaarheid, legitimiteit en juridische houdbaarheid van plannen.

Mer is vaak de eerste plek waar spanning tussen opgaven zichtbaar wordt. Dat is winst. Door die spanning al bij het ontwerp zichtbaar te maken, biedt mer ruimte om alternatieven en slimme combinaties te verkennen. Dit is des te meer van belang in een situatie waarin een groot aantal uitdagingen in beperkte ruimte samenkomen. Het MER wordt dan een hulpmiddel in de ontwerp- en besluitfase in plaats van een ‘moetje’ achteraf.

Wanneer dat goed gebeurt, kunnen juist via mer sneller en slimmer keuzes worden gemaakt, met meer draagvlak, en met oog voor kwaliteit en problemen/fricties op de lange termijn. We adviseren u in uw eindrapport recht te doen aan deze waarde, door de ruimte te benutten die mer biedt. De Commissie mer denkt graag verder mee. Er valt veel winst te behalen bij het beter toepassen van het instrument. Wij hebben daar ook voorbeelden van.

Mocht u daarover verder met ons in gesprek willen dan zijn wij daartoe van harte bereid.

Met vriendelijke groet,

Prof. dr. ir. Hans Mommaas Voorzitter Commissie voor de milieueffectrapportage
Drs. Dennis van Peppen Interim Algemeen Directeur Commissie voor de milieueffectrapportage