2907. Structuurvisie Ondergrond (STRONG)

De Rijksstructuurvisie Ondergrond is bedoeld voor beheer en bescherming van nationale belangen in de ondergrond, namelijk de drinkwatervoorziening en mijnbouwactiviteiten (olie- en gaswinning, geothermie, zoutwinning). Doel is een afwegingskader op te stellen voor de besluitvorming hierover. Desgewenst kan daarmee voorrang aan functies in de ondergrond gegeven worden, of aan bovengrondse belangen. De ministers van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken besluiten over de Structuurvisie. Eerst worden de milieugevolgen onderzocht in een milieueffectrapport.

Procedure en adviezen

Reikwijdte en detailniveau
30-10-2014 Adviesaanvraag bij de Commissie m.e.r.
09-02-2015 Aankondiging start procedure
10-02-2015 Ter inzage legging van de informatie over het voornemen
28-04-2015 Advies reikwijdte en detailniveau uitgebracht
Advies reikwijdte en detailniveau
Persbericht
Toetsing
11-11-2016 Kennisgeving MER
22-11-2016 Ter inzage legging MER
20-02-2017 Voorlopig advies uitgebracht
Voorlopig toetsingsadvies
Persbericht
Toetsing aanvulling op het MER
21-02-2017 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
13-07-2017 Advies uitgebracht
Toetsingsadvies
Persbericht

Opmerkingen bij de advisering

Toetsingsadvies
Gezien de bijgestelde ambities van de Rijksoverheid voor het beleid voor de ondergrond, concludeert de Commissie dat het rapport nu voldoende informatie bevat. Doel van het rapport is nu het signaleren van knelpunten en risico’s van verschillende gebruiksfuncties in de ondergrond. Deze informatie kan door lagere overheden, provincies en gemeenten, worden meegenomen bij de ontwikkeling van beleid voor de onder-grond. De ordening van het gebruik van de ondergrond met betrekking tot grondwater moet op regionaal en lokaal niveau verder worden uitgewerkt in provinciale plannen. Bij vervolgbesluitvorming over activiteiten in de ondergrond moeten effecten op het milieu transparant en navolgbaar worden gepresenteerd. Indien (wettelijk) verplicht moet dit in een milieueffectrapport zo stellen de ministers. De Commissie adviseert de wijziging van beleid expliciet op te nemen in de definitieve Strong. En daarbij ook aan te geven dat milieu-informatie betrokken moet worden bij de voorbereiding van besluiten over het gebruik van de ondergrond.

 

Voorlopig toetsingsadvies
Het milieueffectrapport Strong concludeert dat mijnbouwactiviteiten elkaar onderling niet in de weg hoeven te staan. Dat geldt volgens het rapport ook voor de combinatie van mijnbouwactiviteiten met drinkwaterwinning. De risico’s van mijnbouwactiviteiten worden laag ingeschat. Strong maakt daarom vergunningprocedures voor mijnbouwactiviteiten in een groot deel van Nederland mogelijk. De Commissie constateert dat het rapport niet onderzoekt of met het aanwijzen of uitsluiten van gebieden voor activiteiten het bereiken van de nationale milieudoelen meer of minder ondersteund wordt. Zo komt niet aan de orde of er in de provincies voldoende ruimte is om én maximaal drinkwater te beschermen én tegelijkertijd voldoende bij te dragen aan de energietransitie via warmtewinning uit de bodem (geothermie) en CO2-opslag. Ook is het toelaten van mijnbouwactiviteiten in gebieden met bodemdaling zoals West Nederland en bij de oude steenkoolmijnen in Limburg vanuit milieuoogpunt minder logisch; dit wordt niet meegewogen. In haar voorlopige advies adviseert de Commissie daarom aan de ministers om het milieueffectrapport Strong te laten aanpassen zodat zij op nationaal niveau een goed onderbouwde keuze kunnen maken over strategisch optimaal gebruik van de ondergrond. De ministeries hebben aangegeven het rapport aan te laten passen. Deze aanvulling volgt naar verwachting in april van dit jaar. De Commissie zal deze aanvullende informatie betrekken bij haar definitieve advies.
 

Advies reikwijdte en detailniveau
De Commissie m.e.r. vindt het belangrijk dat het milieueffectrapport met scenario’s mogelijke ontwikkelingen in het gebruik van de ondergrond laat zien. Voorbeelden van zulke scenario’s zijn ‘schoon fossiel’, ‘maximaal hernieuwbaar’ en ‘drinkwater centraal‘.
Bij elk van de scenario’s moet duidelijk worden welke claims dit maximaal legt op de ondergrond en welke (milieu)risico’s hieraan verbonden zijn.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

dr. Maarten Jan Brolsma
dr. Theo Fens
dr. Robert Hack
ir. Hans Huizer
drs. Allard van Leerdam
mr. dr. Marcel Soppe
drs. Gerrit de Zoeten

Voorzitter: mr. Tom Smit
Werkgroepsecretaris: drs. Sjoerd Harkema

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Min. IenW)

Bevoegd gezag
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Min. IenW)

Overige gegevens

Gebied: Nederland, niet provinciaal ingedeeld gebied


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
007.1 Plan-m.e.r. vanwege kaderstelling en passende beoordeling
C08.1 2011: buisleiding voor geologische opslag
C08.2 2011: CO2-opslag in diepe ondergrond
C08.3 2011: installatie voor CO2-opslag in diepe ondergrond
C15.1 2011: grondwater onttrekken/infiltreren
C16.1 2011: oppervlaktedelfstoffen
C17.2 2011: olie/gaswinning
C18.2 2011: gevaarlijk afval
C18.4 2011: niet-gevaarlijk afval
C25 2011: opslag olie, (petro)chemische producten
D08.3 2016: Installatie voor CO2-opslag in diepe ondergrond
D09 2011: landinrichting
D15.2 2011: grondwater onttrekken/infiltreren
D16.1 2011: oppervlaktedelfstoffen
D17.1 2011: olie/gaswinning
D17.2 2011: diepboring
D18.1-7 2011: diverse afvalverwijdering
D25.1-4 2011: opslag olie, (petro)chemische producten, brandstoffen
D29.1 2011: installatie ondergrondse mijnbouw

Bijgewerkt op: 20 jun 2018